Door Hanneke Sizoo
Marian Geurts, maatschappelijk werker Ouderenzorg, Tiel
‘Als ik in het nieuws hoor dat er bij gemeenten geld blijft liggen dat voor de zorg bedoeld was, dan kan ik me daar vreselijk boos over maken. Ik kom veel schrijnende situaties tegen. De afgelopen jaren werkte ik zowel als verpleegkundige als maatschappelijk werker in Tiel, voor de groep ouderen vanaf 60 jaar. Dus ik ontmoet mensen die zowel nog volop in hun werkende leven zitten, als 80-jarigen voor wie ik bijvoorbeeld voorzieningen zoek.
‘Nee’ te horen krijgen op een aanvraag voor een voorziening? Dat accepteer ik niet zomaar. Dan slaap ik er nog eens een nachtje over en probeer ik iets anders. Het is verschrikkelijk hoe de communicatie dan soms verloopt. Niet terugbellen, dan weer ziek of op vakantie. Er zijn dingen die moeten gewoon nù gebeuren. Soms moet je kletsen, lobbyen, neuzelen of diplomatiek goochelen. Het vereist in ieder geval vindingrijkheid. Dus het is heerlijk als het dan lukt. Maar goed, soms is de indicatie eindelijk geregeld en dan ontstaat het volgende probleem: een wachttijd van negen maanden tot een jaar voor het verzorgingshuis, bijvoorbeeld.
Ik ontmoet cliënten die steeds weer terugkeren, bijvoorbeeld vanwege een bipolaire stoornis. Een deel van de ouderen komt van het platteland. Ze wonen in een dorp waar geen voorzieningen zijn. Ben je dan psychisch niet in orde en er spelen ook nog lichamelijke problemen, dan is de sociale eenzaamheid soms groot. Een simpele blaasontsteking kan uitmonden in een delier ofwel acute verwardheid. Dan komt een hoogbejaarde voor het eerst in zijn of haar leven in de psychiatrie terecht. Dat is verwarrend en erg moeilijk. Mijn taak is dan ook de mensen te helpen accepteren dat ze hulp nodig hebben en ze te motiveren om naar bijvoorbeeld dagbesteding te gaan.’
Scroll naar beneden om het artikel te lezen
Emine Salman-Oztas, maatschappelijk werker, Diagnose Advies Centrum Allochtonen (DACA), Arnhem
‘Het cultureel interview, dat nodig is om de juiste diagnose te stellen, daar houd ik mij mee bezig. Dat doe ik op een niet-westerse manier. Ik neem de tijd, ben gericht op het maken van contact. Wie bent u, waar komt u vandaan? Dit biedt de patiënt veiligheid. Mijn overtuiging: eerst de relatie, dan de interventie. Nederlanders met een niet-westerse migrantenafkomst komen anders binnen. Zij hebben vaak geen duidelijke klacht, of allerlei lichamelijke pijnen en begrijpen vaak zelf niet wat er aan de hand is. Ik gebruik de interviewmethode van Hans Rohlof: je verzamelt informatie volgens een vast stramien.
Ik spreek zelf Turks, maar soms heb ik ook een tolk nodig voor patiënten die een andere wereldtaal spreken. Na het interview gaan de patiënten in gesprek met psychiater Mario Braakman. Hij stelt de diagnose en doet een voorstel voor behandeling. Een deel van mijn werk is mensen uit te leggen waar ze zijn. Ze kennen de Nederlandse structuur van de hulpverlening niet. De GGZ? Daar ga je naar toe als je gestoord bent. En thuis behandelen zoals het FACT dat doet? Dat begrijpen ze niet. Je haalt het probleem toch niet in huis! Hoe de behandeling in zijn werk gaat, dat is vaak moeilijk uit te leggen aan niet-westerlingen. Vaak zien we mensen die al eerder met de GGZ in aanraking kwamen maar bij wie een verkeerde diagnose is gesteld of een verkeerd behandelbeleid is afgesproken. Niet iedereen blijkt te passen in een westers zorgprogramma. Als het fout gaat heeft dat vaak te maken met gebrek aan kennis over cultuur en achtergrond én de kwaliteit van de therapeutische relatie. Een integrale benadering is zo belangrijk. Dus mijn advies is: laten we behandelaren bijscholen in culturele vaardigheden.
In mijn functie als maatschappelijk werker ben ik in het verleden meerdere keren boventallig verklaard. Dat is zo jammer. Want willen we een diagnose stellen en behandelen volgens ‘state of art’, dan moet er wel een aanbod zijn! Omdat ik kleurmaker voor zorgprogramma psychotische stoornissen ben geweest, ben ik gelukkig nog een paar uur per week in dienst.’
Diana Linssen, maatschappelijk werker, Langdurende Forensische Psychiatrie, Zeeland
‘Als maatschappelijk werker ben je voor een bewoner in de LFPZ vooral de link naar de buitenwereld. Van belastingaangifte, aanvragen pensioen, verlenging van een ID-bewijs, schuldregeling, het meedoen aan de verkiezingen tot contact met het netwerk. Eigenlijk ben ik de schakel tussen binnen en buiten. Samen met mijn collega Marianne Thijssen werken we voor 88 bewoners, op dit moment zelfs 92. Ik screen het netwerk van onze bewoners, bijvoorbeeld wanneer er iemand op bezoek wil komen. Wie is het en waarom een bezoek? Vaak is het netwerk van onze bewoners klein, maar duikt er ineens iemand op. Een kind bijvoorbeeld, dat toch contact wil met haar of zijn vader. Ik zoek uit of de bewoner dit ook wil en of het een goed contact is voor onze bewoner. Wij willen geen verkeerde mensen binnen laten en geen bezoek waar onze bewoner van ontregeld raakt.
De bewoners zetten wel eens een contactadvertentie. Het is dan mijn taak om er voor te zorgen dat als het tot een ontmoeting komt, het contact eerst te screenen en te zorgen dat er openheid van zaken wordt gegeven. Is het nieuwe contact zich bewust van de situatie, wil hij of zij dit echt? Komt het tot een ontmoeting, dan begeleid ik het contact. Ook begeleid ik verloven van bewoners en screen en begeleid ik bezoekvrijwilligers.
Een tijdje terug overleed een bewoner. Dan ben ik de spin in het web, voor de familie, de begrafenisondernemer, collega’s en bewoners. Ik breng alles bij elkaar en zorg dat het goed verloopt. Hetzelfde geldt voor familiedagen die we soms organiseren. Er is dan muziek en een brunch. Ondanks de vaak ingewikkelde familierelaties, het zware leven, de aanwezigheid van het hek, zijn het vaak mooie dagen. Ik houd van mijn werk. Het is mooi, je kunt echt iets betekenen.’