purper 43
jaargang 7 2016
06

Arnhem maakt werk van het verminderen van het aantal zelfdodingen. Het tweede symposium suïcidepreventie op 

22 september maakte duidelijk dat de specialisten niet alleen staan. Ook wijkteams, onderwijs en andere ‘toeleiders’ willen graag aanhaken. En dat is grote winst. 


Door Jan Willem Bakker


SAMENWERKING

NOODZAAK BIJ

VOORKOMEN

ZELFDODING

Wil je dit delen?
Wil je reageren?

1850 zelfdodingen en 95.000 pogingen daartoe in Nederland. Het zijn cijfers die er niet om liegen. In de stad Arnhem ligt het aantal suïcides zelfs nog wat boven het landelijk gemiddelde. Hier moet verandering in komen, vindt het Platform Preventie Suïcide Arnhem. In het platform zitten naast Pro Persona ook Ziekenhuis Rijnstate, VGGM, IrisZorg, Onze Huisartsen en de Politie. 


Netwerk uitbreiden met toeleiders 

De honderd deelnemers aan het symposium van 22 september vormden een bonte mix van zorgprofessionals, onderwijs, wijkteams en andere partijen die te maken hebben met zelfdoding. En dat was ook gelijk de grootste winst van dit tweede symposium: het contact tussen de zorgprofessionals en de zogenaamde ‘toeleiders’. 


Met gezond verstand kom je er niet helemaal

De verhalen uit de praktijk van het Lorentz Lyceum en het wijkteam Noord-West gaven een mooi inkijkje in de praktijk van alledag. Het zijn verhalen van mensen die in hun werk met zelfdoding geconfronteerd worden, maar geen professional zijn op dit gebied. ‘Met gezond verstand kom je een eind’, maar hoe ga je het gesprek aan met iemand die zichzelf iets wil aandoen? Hoe herken ik signalen? Hoe moet ik goed doorverwijzen? De behoefte aan meer contact en professionele ondersteuning is er overduidelijk. De samenwerking gaat daarmee een volgende fase in. 

Sanna Kres, coach wijkteam Noord-West: 

‘Sparren met professionals en het trainen van wijkteams helpt ons echt’ 


‘Inwoners komen bij ons met allerlei vragen op het gebied van zorg en welzijn. Ook komen wij mensen tegen met suïcidale gedachten. Uitdaging is steeds om te proberen samen met de inwoner naar een oplossing te zoeken en te verwijzen naar de juiste plek voor hulp. Helaas zijn er vaak wachtlijsten of is er weinig vertrouwen in de instanties. Het wijkteam blijft dan betrokken bij de inwoner en probeert te ondersteunen waar het kan.

Wat mij betreft mag de samenwerking tussen professionals en de wijkteams intensiever worden. Elkaar ondersteunen waar nodig om zo het beste voor de inwoner te realiseren. Wij zijn de toeleiders naar de GGZ, maar geen specialisten op dit gebied. Het kunnen sparren met professionals uit het veld is voor ons heel belangrijk. Ik denk dan bijvoorbeeld aan huisartsen en crisisdiensten. Daarnaast zie ik kansen in het trainen van wijkcoaches en wijkteamleden: hoe praat je over suïcide? Hoe help ik iemand verder?’ 

Carla Franssen, ondersteuningscoördinator Lorentz Lyceum: 

‘We kennen elkaars werkwijzen en cultuur onvoldoende’


‘De belangrijkste rol van de school is signaleren. Wij instrueren onze docenten alert te zijn op suïcidaal gedrag van leerlingen. Ook lichten we de docenten voor over manieren om het gesprek met een mogelijk suïcidale leerling aan te gaan. Na een eerste gesprek betrekt de mentor in de meeste gevallen een (school)professional. Dat kan een ondersteuningscoördinator of schoolpsycholoog zijn. Afhankelijk van de ernst van de situatie schakelen we externe hulp in. 


In de praktijk zien wij hoe belangrijk het is om snel te kunnen schakelen met ouders, wijkteams en jeugd GGZ. We merken dat scholen steeds vaker gehoord worden. Toch komt het nog te vaak voor dat hulpverlenende instanties moeilijk bereikbaar zijn en dat signalen niet serieus worden genomen. We kennen elkaars werkwijzen en cultuur onvoldoende. 

Door meer de verbinding met elkaar te zoeken en van elkaar te leren ontstaat er wederzijds begrip. Dat is uiteindelijk in het voordeel van de jongeren die hulp nodig hebben. En daar gaat het om!’

Sluitenvorige pagina'svolgende pagina's
Sluiten

Reactie

Stuur een reactie naar de redactie
Sluiten