purper 42
jaargang 7 2016

Geen wachttijd, geen strenge voorwaarden aan gewicht. Wel: bevlogen behandelaren die cliënten met een eetstoornis zien opknappen. ‘De somberheid is weg, ze sprankelen weer.’ 


Door Hanneke Sizoo

Wil je dit delen?
Wil je reageren?

MIJN EETSTOORNIS

EN IK

Scroll naar beneden om het artikel te lezen

Laura van der Heijden, Pauline Jacobs en Rosanne van den Berg werken alle drie voor het zorgprogramma Eetstoornissen, samen met Cecile Exterkate (bij het interview niet aanwezig). Laura werkt individueel met kinderen en jongeren, Pauline vooral met volwassenen. Rosanne geeft de groepstherapie, speciaal voor cliënten met ‘binge eating disorder’ ofwel een eetbuistoornis, en werkt individueel ook met volwassenen. Pauline: ‘Een eetstoornis betreft het doen én denken rond eten. Kenmerkend voor eetstoornissen zijn een sterke gerichtheid op eten en gewicht en een verstoord lichaamsbeeld.’ 


Pak het lijntje

Er is geen wachttijd bij het zorgprogramma Eetstoornissen. En in tegenstelling tot andere klinieken worden er minder strenge eisen gesteld aan leeftijd en gewicht. Laura: ‘Het is druk, maar we kunnen de vraag goed aan. Soms zie ik wel acht jongeren per dag. Voor hen is het erg moeilijk om de stap naar hulp te zetten. Dus als er eenmaal een lijntje ligt, moet je het pakken. Sommigen worden doorverwezen door de kinderafdeling van het CWZ. Dan is, medisch gezien, de noodzaak nog groter om de behandeling snel te starten.’ 


Gewoon wat gezonder eten

De praktijk laat zien dat er lang gewacht wordt met hulp zoeken. Pauline: ‘Wanneer ik aan cliënten vraag hoe lang het eetprobleem al speelt, zeggen ze vaak dat het al jaren aanwezig is. Het is lastig te weten wanneer een eetprobleem een stoornis wordt en er echt hulp nodig is.’ Laura: ‘Ze wil gewoon wat gezonder eten, denken ouders, als ze hun dochter in de weer zien met eten, bijvoorbeeld door steeds meer voedsel uit het menu te schrappen. Het besef dat het ernstig is, is er niet meteen.’ Rosanne: ‘Toch ziet de omgeving vaak beter dat het echt niet goed gaat, dan de cliënt zelf. Dat komt ook omdat de cliënt vaak het eetprobleem niet als een eetstoornis wil erkennen.’

Eetpatroon verbergen

Jongeren verleggen hun grens, vertelt Laura. ‘Hebben ze hun streefgewicht van 42 kilo bereikt en voelen ze zich nog steeds te dik, dan stellen ze een nieuw doel. Ook zijn jongeren er meester in hun eetpatroon te verbergen. Want ze weten vaak toch wel, dat er iets niet klopt. Op school wordt het brood weggegooid en thuis plakken ze de boterhammen onder de tafel. Het eten wordt verdeeld in veel stukjes of kruimels blijven achter op het bord, zodat het net lijkt of er gegeten is.’ 


Ondervoed

De vraag is wanneer een eetprobleem een stoornis wordt. Het eten van rauwkost of een kwarkontbijt kan onderdeel zijn van een gezonde levensstijl, maar ook wijzen op een eetprobleem. Laura: ‘Vaak zie je ouders binnenkomen die zelf slank zijn, hoogopgeleid, bewust eten, koolhydraten en vetten zo veel mogelijk weglaten uit hun dieet. Ze zien soms te laat dat hun kind ondervoed is geraakt. Er is dan wel eens een diëtist nodig om weer gezond te gaan eten. Maar in de meeste gevallen lukt het de therapeuten zelf om een gezond eetpatroon op te stellen voor en met de cliënten. 

Moeders kunnen een bepalende rol hebben. Ze willen het graag goed doen met hun kind. Ze zijn wel eens controlerend, leggen de lat hoog. De relatie moeder-dochter, vraagt vaak bijzondere aandacht.’


Wake-up call

Pauline: ‘Angst in combinatie met ondergewicht zijn slechte raadgevers. 'Als ik dit eet, dan gebeurt er iets ergs' is anders, dan je te realiseren dat het misschien minder goed is voor je gezondheid. Hoewel dat laatste ook een obsessie kan zijn.’

Laura: ‘Een kinderarts die zegt dat je niet naar huis mag omdat je slecht voor jezelf zorgt: dat is voor jongeren vaak een wake-up call. Er is motivatie nodig om aan de slag te gaan.’ 

Controle-behoeftig

‘De vraag is waarom de ene persoon gevoelig is voor een eetstoornis en de ander niet', vervolgt Laura. ‘Dat is vaak een combinatie van aanleg, erfelijkheid, opvoeding en karakter. Vaak is er sprake van intelligente kinderen, met een hoog streefniveau en een laag zelfbeeld, met hoogopgeleide ouders. Ook de jongvolwassenen die zich aanmelden zijn vaak slim, leggen de lat hoog voor zichzelf, zijn controlebehoeftig en weinig in contact met hun gevoel.’


Eten als troost

Rosanne: ‘De groep ‘bingers’ ofwel cliënten met een binge eating disorder kampen met een eetbuistoornis. Overigens is het goed om te vermelden dat deze ‘bingers' echt anders zijn dan cliënten met boulimia. Die hebben ook last van ongecontroleerde eetbuien, maar hebben geen (fors) overgewicht: zij ‘compenseren’. Verder is het belangrijk onderscheid te maken tussen eetbuien - die als erg naar ervaren worden - en ‘gewoon’ te veel en ‘lekker’ eten, wat ook tot obesitas leidt. Voor deze laatste groep geldt dat er eerder sprake is van een leefstijlprobleem en niet zozeer van een eetstoornis.’ 


De ‘bingers’ komen meestal uit een lager sociaal milieu waar vaker sprake is van overwicht. Emotieregulatieproblemen en een negatief zelfbeeld spelen onderliggend veelal een rol. De gedachte: ‘Eten is troost’ komt veel voor. En: ‘Pak het niet af, het leven moet wel leuk blijven’. Deze groep heeft weinig op met ‘gezonde’ trends.’ 


Schuld en schaamte

‘Natuurlijk baalt deze groep als hun BMI boven de 40 uit komt,’ zegt Rosanne. ‘Ze voelen zich schuldig en schamen zich, wat een aanleiding kan zijn voor een volgende eetbui. Bij voorkeur alleen en stiekem. Er spelen regelmatig allerlei lichamelijke problemen zoals diabetes en gewrichtsklachten. De noodzaak om te behandelen wordt steeds groter. Nog los van het stigma dat dik zijn veroorzaakt.

In de groepstherapie werken we gedurende zestien sessies met een stappenplan. Er is bijvoorbeeld aandacht voor regelmatig eten, het herkennen van ‘triggers’, het anders inrichten van de omgeving en alternatieven voor omgaan met stress.’ 


Rigide denkpatroon

Pauline: ‘Veel mensen, onder wie cliënten en hun partners of ouders, denken vaak dat behandeling allereerst gericht moet zijn op de onderliggende problemen van de eetstoornis. Dat klopt niet. Normaliseren van het eetpatroon heeft de eerste aandacht. Bij ondergewicht wordt je denkpatroon namelijk rigide en de stemming veelal somber. Als je regelmatig eet en een gezond gewicht bereikt, dan komt er meer ruimte voor positieve gedachten en gevoelens over jezelf. Je hoofd werkt beter, je krijgt meer vat op je eigen handelen. Dan slaat de behandeling beter aan.’ 


Samen strijden

‘Als behandelaar moet je oppassen dat je niet tegenover de cliënt komt te staan,’ zegt Rosanne. ‘Door het een aandoening te noemen kun je er samen tegen strijden. Tijdens de behandeling proberen we dan ook de persoon los te weken van de eetstoornis.’

Dikke kont

Pauline: ‘Het lastige aan eten is, dat het overal om je heen is en dat je het zes keer per dag moet doen. Het is een primaire levensbehoefte, je kunt het niet aan de kant zetten. En veel sociale activiteiten zijn verbonden aan eten. Dus je moet steeds alert zijn.’

Laura: ‘Vaak vinden kinderen het vervelend om op school te moeten eten. Want kinderen letten op elkaar en vinden er van alles van. 'Ik snap wel dat zij een dikke kont heeft' zeggen ze dan.’ 


Meer lachen

Er zijn nog geen cijfers bekend, maar het algemene beeld is dat veel cliënten die in behandeling zijn bij het zorgprogramma Eetstoornissen, goed opknappen. Rosanne: ‘De somberheid en obsessie met eten maken vaak plaats voor sprankeling en positiviteit. Er wordt meer gelachen. Andere levensgebieden worden weer als zinvol ervaren en er zijn vaak weer meer sociale contacten. Waardoor er een grotere kans is om zelfvertrouwen te halen uit de dingen die wèl lukken.’ Pauline: ‘We adviseren onze cliënten altijd om iemand te betrekken uit hun netwerk. Je hebt iemand nodig om het eetprobleem in de openheid te krijgen en weg te blijven van het geheim.’

‘Thuis plakken ze de boterhammen onder de tafel’

Het zorgprogramma Eetstoornissen

is er voor volwassenen, jongvolwassenen en kinderen met één van de onderstaande eetstoornissen: 

• boulimia nervosa 

• anorexia nervosa 

• eetstoornis NAO, waaronder binge eating disorder (eetbuistoornis). 


Voor zowel anorexia nervosa en boulimia nervosa is er individuele cognitieve gedragstherapie. De groepsbehandeling cognitieve gedragstherapie is er voor binge eating disorder. 


Pauline Jacobs, GZ-psycholoog in opleiding tot specialist 

Rosanne van den Berg, GZ-psycholoog 

Cecile Exterkate, klinisch psycholoog (en lid Raad van Bestuur)

Laura van der Heijden, GZ-psycholoog 


Het zorgprogramma Eetstoornissen valt onder de verantwoordelijkheid van Gert-Jan Hendriks, hoofd zorgprogramma Angststoornissen.

‘Lotte is een jonge vrouw, halverwege de 20. Zij is eerder behandeld voor andere psychische klachten en komt nu voor het eerst met een hulpvraag gericht op haar eetstoornis (boulimia nervosa).

Lotte ontwikkelt in de puberteit eetproblemen binnen een erg onveilige thuissituatie. Haar zelfwaardering is laag. Een somatisch probleem, waardoor ze in korte tijd veel gewicht verliest, stimuleert mede de ontwikkeling van een eetstoornis. In eerste instantie is er een beperkend eetpatroon, na ongeveer een jaar ontstaan er ook eetbuien, welke ze compenseert door braken en het gebruik van laxeerpillen. Een groot deel van Lottes zelfwaardering hangt af van hoeveel controle ze over haar eetgedrag ervaart.


De behandeling komt in eerste instantie lastig op gang; Lotte kan de energie niet goed opbrengen. Na een time-out van enkele weken pakken we de behandeling opnieuw op.

Lotte is gemotiveerd geraakt om haar probleem aan te pakken. Haar belangrijkste motivatie is dat ze zich fysiek en mentaal beter wil gaan voelen; ze is nu veelal somber en heeft weinig energie. Ze is wel bang om aan te komen en heeft nog geen andere manieren om met pijnlijke emoties om te gaan dan eetbuien.


We starten met het normaliseren van het eetpatroon: we werken toe naar drie maaltijden en drie tussendoortjes per dag. Hiervoor houdt Lotte een eetdagboek bij en maken we elke week een eetplan. Het lukt haar al gauw om op vaste tijden en meer te gaan eten. Ook worden meer gangbare producten -zoals brood- aan haar eetpatroon toegevoegd. Lotte krijgt meer energie en de eetbuien nemen af. Wel roept het volle gevoel na een maaltijd angst op: ze is bang om dik te worden.


Naast het opbouwen van een normaal eetpatroon is er aandacht voor emotieregulatie: hoe kan Lotte omgaan met spanningen zonder een eetbui te krijgen? We bedenken alternatieve strategieën; bijvoorbeeld met iemand in contact treden als je je naar voelt, in plaats van in je eentje thuis zitten en een eetbui hebben.

Hiermee vindt er ook exposure plaats aan nare emoties, aan het ‘vol voelen’, aan ‘normaal’ eten en de angst rondom eten neemt af. De toename in energie levert ook een betere stemming op. Lotte kan weer genieten en richt zich op het opbouwen van fijne contacten en nieuwe activiteiten in haar dagelijks leven. Dit draagt bij aan haar zelfwaardering, en de rol van gewicht op haar zelfwaardering neemt af. Lotte is daar niet meer zo mee bezig.


Na twaalf sessies ronden we af. Er is geen sprake meer van een eetstoornis en Lotte heeft er vertrouwen in dat ze dit vast kan houden.’

HET VERHAAL 

VAN LOTTE

door GZ-psycholoog Pauline Jacobs

‘Ouders zien soms te laat dat hun kind ondervoed is geraakt’
‘Schuldgevoel en schaamte kunnen aanleiding zijn voor een volgende eetbui’

v.l.n.r: Pauline Jacobs, GZ-psycholoog in opleiding tot specialist, Rosanne van den Berg, GZ-psycholoog, Laura van der Heijden, GZ-psycholoog en Cecile Exterkate, klinisch psycholoog

05
Sluitenvorige pagina'svolgende pagina's
Sluiten

Reactie

Stuur een reactie naar de redactie
Sluiten