purper 40
jaargang 7 2016
MET LEF

Dit jaar is ze vijfentwintig jaar verpleegkundige in de psychiatrie. Haar werkplek kun je gerust ‘pittig’ noemen. Ze zit in de talentenklas voor leidinggevenden en is voorzitter van de Ondernemingsraad. De visie van verpleegkundige Miranda Meijer. 



VERPLEEGKUNDIGE

‘De psychiatrie blijkt toch steeds weer een grote onbekende. Wat mensen bijblijft, zijn de excessen, zeker nu er in de media steeds meer verhalen komen over verwarde mensen. Iedereen zou naar de serie van Anita Witzier moeten kijken, waarin ze is opgenomen in de psychiatrie. Dat doet meer recht aan de werkelijkheid. Het is lastig aan de buitenwereld uit te leggen wat het werk inhoudt. De hele dag koffiedrinken en knuffelen? De combinatie psychiatrie en verstandelijk gehandicapten, de doelgroep waar ik mee werk, maakt het nog ingewikkelder. Het negatieve imago is jammer.


Vroeger kozen weinig mensen voor de psychiatrie. Deed je het wel, dan dwong dat respect af bij de rest. Je koos voor ingewikkeld werk, waarvan anderen dachten: dat zou ik nooit kunnen. Vroeger wilde ik ‘zuster‘ worden. Na de HBO-V kreeg ik via het uitzendbureau een maand werk bij Eikenhorst in Wolfheze. Op mijn eerste dag om 09.00 uur dacht ik: wie wil hier nu werken? Maar ik ben er nooit meer weggegaan. 


Het is mijn doel deze mensen zo weinig mogelijk afhankelijk te laten zijn, te voorkomen dat zij hospitaliseren. Realiseer je: De huidige maatschappij is voor deze groep niet meer bij te benen. Reis zelf maar eens met het openbaar vervoer. In- en uitchecken, opladen, zoeken, voor deze mensen is het te ingewikkeld.’ 

04

‘De doelgroep waar ik mee werk is impulsief, heeft weinig controle en een kort lontje. Agressie is vaak snel weer over. Geplande agressie is er niet, het is ‘eerlijke' agressie: Ik voel me NU niet goed, dus NU gebeurt het. 


Het is mijn diepste overtuiging dat het belangrijk is te proberen deze mensen te begrijpen. Boeiende mensen, die veel meegemaakt hebben, stuk voor stuk. Met iedereen is iets aan de hand. Zij hebben langdurig op hun tenen gelopen, zijn soms geslagen, misbruikt of mishandeld. Mijn drijfveer is hen te helpen waar ik kan. Ik houd van de onvoorspelbaarheid. Continu nadenken over hoe ik iets moet oplossen. Ik geniet van de succesjes.’ 

Scroll naar beneden om het artikel te lezen

Wil je dit delen?
Wil je reageren?
‘Wat mensen bijblijft, 

zijn de excessen’

‘Het is ‘eerlijke' agressie’

‘Af en toe zijn er incidenten. Een aantal blijft je bij. Mentaal, maar soms ook fysiek. Die keer met die gebroken neus, bijvoorbeeld. Of de blijvende blessure aan de knie, na een trap van een cliënt. Toch is dat niet het ergste. Wel het ergste? Als er over gepraat wordt, het verhaal het terrein over gaat, maar ik daar niet in betrokken word. Of een incident je bij blijft, heeft vooral te maken met de vraag: Voel je je gesteund, kun je je verhaal doen? 


Het doet me veel als ik zie dat mijn collega’s geraakt worden. Dat beeld blijft lang hangen. Tijdens een incident blijf je kalm, achteraf voel je vaak pas de angst. Ruimte om te durven zeggen dat het even niet gaat, dat je bang bent, is belangrijk. We moeten het lef hebben om kwetsbaar te zijn.’

‘Het verhaal dat het terrein over gaat’
‘Het lijntje met familie intact houden’

‘Het contact met familie heeft een diverse lading. Familie is soms heel betrokken en emotioneel verbonden. Maar kan zich ook machteloos en boos voelen. Als verpleegkundige zorg je dat het lijntje met de familie intact blijft. Dat je ze hoort, zo nodig verwijst naar de juiste mensen en dat je begrip hebt voor de zorgen die ze zich maken. 


Ouders hebben hun kind altijd op een bepaalde manier begeleid. Dat leidt vaak tot afhankelijkheid. Wij stimuleren zelfzorg. Trek zelf je sokken aan, ook al zitten ze dan binnenstebuiten. Lastig voor ouders, die blijven de neiging houden om te corrigeren. Boosheid van cliënten heeft soms ook te maken met hun behoefte aan autonomie.’ 

‘Een foute redenering’

‘Zeg nooit: ‘Agressie hoort bij je werk, dat weet je toch…’ Dat is een foute redenering. Er is gelukkig veel veranderd. Preventie is belangrijk. En zijn er toch incidenten, dan worden die beter nabesproken. Na een incident gaan we ver terug in de tijd. Welke voortekenen hebben we gemist? Vergeet niet, ook voor een cliënt is een incident heel vervelend, hij of zij voelt zich er ook naar onder. Dus vaak gaan we samen op zoek naar de oorzaak.’

‘Er kan iets gebeuren dat je ‘triggert’

‘Als manager en als collega's van een afdeling kun je het werk nog zo goed structureren, maar de grote vraag is: kun je als medewerker, op menselijk niveau, je ei kwijt? Wordt er voor je gezorgd? Een incident kan weken of zelfs maanden later effect hebben op het functioneren van medewerkers. Laten we aandacht hebben voor de gevolgen op de lange termijn. We stomen door, laten ons leiden door de waan van de dag, het is overal knetterdruk.

Het is daarom belangrijk om ook na een tijdje nog eens te informeren: Hoe gaat het met je? Heb je er nog last van? Het kan zomaar zijn dat je na maanden ineens slecht begint te slapen. Er kan iets gebeuren dat je ‘triggert’.'

‘Ben je in staat een blok te vormen?’

‘Als er een incident is geweest en ik moet weer aan het werk, dan kijk ik thuis eerst in OWS: met welke collega werk ik vandaag? Je bent afhankelijk van de mensen die naast en achter je staan. De omstandigheden maken het lastig. We werken veel met flexers. Het gaat niet alleen om het aantal poppetjes, maar om de vraag: Wat kan ik van mijn collega verwachten? Dat is vooral van belang in de fase voorafgaand aan de escalatie. Voel je elkaar aan, ben je in staat om een blok te vormen?

Als organisatie hebben we vroeg geanticipeerd op de krimp die ging komen, dat is op zich een goede zaak. Maar het heeft ook een keerzijde. De kwaliteit van zorg op peil houden is ingewikkeld.’

‘Wij zijn mensen met gevoel, geen boksbal’

‘Een situatie die veel indruk op mij maakte: Er was een nare sfeer, als team kregen we er geen grip op. Toen heb ik de cliënten als groep aangesproken. En gezegd: wij zijn mensen met gevoel, geen boksbal. Ik sprak hen aan op hun gezonde deel. Ik voelde de adrenaline, maar voelde ook dat ik het moest doen. Het had effect, gelukkig. Ze waren stil, onder de indruk. De druk was van de ketel. 


Wij bespreken met elkaar: Hoe is je toon? Je uitstraling? Ben je omgevingsbewust? Richt je je op het individu of op de groep? Hoe is het toestandsbeeld van de cliënt? Gebruik je veel of weinig woorden? Hoe ga je om met afstand en nabijheid?

Lef hebben is: gefundeerd keuzes maken. De situatie onder controle houden. Door de verkeerde opmerking of houding kan de situatie zo escaleren. Dus, wees zelfbewust. Weet wie je bent: hoe communiceer ik, klopt het? Wees je bewust van de signalen die je uitstraalt. Heb achteraf de moed om jezelf de vraag te stellen: Wat had ik anders kunnen doen?’

‘Ik kan het verschil maken’

‘Anderen vragen mij: Waarom werk je op een plek die zo ingewikkeld is en waar je risico loopt op een incident? Je gaat je bijna verdedigen als mensen die waaromvraag stellen. Ik voel een grote loyaliteit naar mijn werk, naar cliënten en collega’s. 

Ik ben een gevoelsmens. Creativiteit is mijn kracht. Deze groep doet daar een appèl op. De reacties die je krijgt zijn puur en eerlijk. Ik kan het verschil maken in mijn contact met een cliënt. Deze groep heeft zoveel schade opgelopen. Ik sta ernaast, zet ze in hun kracht. Ik weet: De agressie is niet persoonlijk op mij gericht, maar een kwestie van onvermogen. 


Na een incident heb je een paar positieve ervaringen nodig om weer lekker te kunnen werken. Ik ga altijd met volle moed weer aan de slag. Ja, ik heb een prachtig vak.’ 

Tekst: Hanneke Sizoo   Fotografie: Philip Homburg
Sluitenvorige pagina'svolgende pagina's
Sluiten

Reactie

Stuur een reactie naar de redactie
Sluiten