purper 35
jaargang 6 2015
05
MEER DAN EEN
COLLEGA

Ik groeide op in de Achterhoek, in Aalten. Een super christelijk gereformeerd dorp. Zo ben ik ook opgevoed door mijn ouders, samen met een oudere zus en jongere broer. Mijn opvoeding is allesbepalend, nog steeds ben ik bezig uit de gereformeerde huid te kruipen. De gereformeerde gemeenschap droeg uit bescheiden te zijn en gehoorzaam, woede te onderdrukken, niet aan seks te doen, gezagsdragers niet te weerspreken. Het was een verkleinde wereld.


Familie

Mijn ouders kwamen beiden uit een gereformeerd nest, maar mijn vader was Winterswijks gereformeerd, mijn moeder Aaltens gereformeerd. Een verschil dat zich bijvoorbeeld uitte als het ging over de kwestie of er nu wel of niet op zondag gekaart mocht worden. Daarover werd door mijn moeder de dominee geconsulteerd. Mijn vader was van beroep een soort depothouder: hij voorzag de melkboeren van melk. Mijn moeder was huisvrouw. Het was geen warm gezin, althans, de bedoelde warmte kwam niet aan.

Ik heb lang met het idee van de hel geleefd. Het gevolg was dat ik me zeer heb aangepast. Op mijn twaalfde, dertiende, besloot ik dat God niet kon bestaan. Die ontdekking maakte me blij. Cognitief het geloof af leggen, dat ging heel goed. Maar de rest kwam later. Voortdurend was er de dreiging gestraft te worden voor mijn verlating van God. Stel dat het toch waar was dat hij bestond, klopte het dan wel dat ik mijn kinderen niet christelijk opvoedde? Tot ik ontdekte dat je elk moment van de dag een keuze hebt, jezelf kunt corrigeren. Er is geen eindafrekening, zoals ik lang had gedacht.

Doordat ik mijn ouders en mijn gereformeerde opvoeding heb losgelaten, wist ik niet dat zij zich ook ontwikkeld hadden, nuances in hun eigen geloof hadden aangebracht. Dat ontdekte ik veel later. Bijvoorbeeld over het onderwerp hel en verdoemenis. Mijn beeld van hoe zij hun geloof beleefden was oud, het klopte niet meer.


Puber

Ik was een lastige puber, spijbelde en dronk wodka. Hoewel ik wel vrienden had, voelde ik me eenzaam. Ik hield van alternatieve muziek, maar was te braaf om punker te zijn. Leren en kennis vergaren ging moeizaam: altijd met de hakken over de sloot over naar de volgende klas. Uiteindelijk slaagde ik toch voor het VWO. Ik verhuisde naar Utrecht om psychologie te gaan studeren, kwam terecht in het krakerswereldje en liep verloren rond in de grote stad. Ik dronk veel en was niet gelukkig met mijn studiekeuze. Toen ik na een half jaar moest stoppen met mijn studie stelde mijn vader voor naar huis te komen en samen met hem de melkhandel voort te zetten. Mijn hart schreeuwde NEE!, maar toch voelde ik me vereerd dat hij mij vroeg, ik voelde me gezien.





Henk Nijman werkt als opleider Verpleegkundigen en Verzorgenden bij ProCES en als trainer/coach bij Pompeii, het expertisecentrum van de Pompestichting. Henk vertelt over zijn leven en werk aan de hand van van te voren vastgestelde thema’s.


Door Hanneke Sizoo

'Er is geen eindafrekening, zoals ik lange tijd had gedacht'
00:00
00:00
SOUNDBITE
Carrière

Uiteindelijk ben ik de inservice opleiding voor B-verpleegkunde gaan doen in Wolfheze. Ik woonde in Bennekom, op een boerderij en vond het heerlijk om weer in een dorp te verblijven waar iedereen elkaar groette. Daarna kreeg ik de slag te pakken. Na de B-opleiding volgde ik de MO-opleiding pedagogiek en kwam terecht in de jeugdhulpverlening en bij de reclassering. Na mijn opleiding supervisie en coaching werkte ik bij de Rooyse Wissel en werd daarna personeelsbegeleider bij de Pompestichting. Al die stappen in mijn carrière zeggen iets over de fase waarin ik me op dat moment bevond. Thema’s als ethiek, goed en kwaad, de vraag welk gedrag acceptabel is, een bepaalde periode speelde die vraagstukken zowel op het werk als voor mijzelf. Ik gebruikte het werk om mijzelf te ontwikkelen. Op dit moment speelt het thema ‘reflecteren’. Het is een middel dat ook afstand veroorzaakt. Ik denk dat we te veel bezig zijn met hoe we het werk zouden moeten zien, in plaats van te werken vanuit onszelf. We zouden meer moeten aansluiten bij wat we wèl kunnen, in plaats van ergens naartoe te werken dat er nog niet is. Het thema reflecteren houdt mijzelf ook bezig: de vaardigheid is bij mij zo dóórontwikkeld, maar op basis van verstand en niet vanuit mijn gevoel. Dat zou ik graag veranderen.


Toeval

Als jongvolwassene dreigde ik een oppervlakkige fladderaar te worden die nergens wilde ‘landen’. Tot ik op een keer een weekend Oud en Nieuw ging vieren met vrienden. Ik kon pas later komen omdat ik nog moest werken. Een vrouw die naar hetzelfde feest wilde gaan vertrok ook later en zo gebeurde het dat we samen in de auto kwamen te zitten, zowel op de heen- als de terugreis. We hadden veel te delen. Voor mij was het een keerpunt in de liefde. Tot dan toe was ik bezig met: hoe kan ik er van wegblijven. Daarna werd het: hoe kan ik me geven. De vrouw was Hanneke Naber, mijn huidige partner, met wie ik drie kinderen heb.


Reis

Mijn mooiste vakantieherinnering bewaar ik aan mijn fietsvakanties door Nederland, met een groep vrienden uit Nijmegen. We vertrokken vanuit huis naar het noorden en per dag bepaalden we waar we heen gingen. We ‘hopten’ bijvoorbeeld van Waddeneiland naar Waddeneiland. We kletsten de hele dag en genoten enorm van het feit dat er zoveel te ontdekken was, dat Nederland zo ontzettend mooi is. We leefden in het ‘nu’, dat sprak me enorm aan.


Trots

Tijdens mijn master begeleidingskunde deed ik onderzoek naar het werk van psychiatrische inrichtingswerkers, ofwel ‘bewaarders’ in een penitiaire inrichting. Ik ben er trots op dat ik mijn vooringenomenheid over deze beroepsgroep kon laten varen, waardoor er een beter gesprek op gang kwam. Ineens zie je dan heel andere dingen. Het is net als met die fietstocht door Nederland: Als je benoemt wat werkt, dan is de magie weg. Je gebruikt niet alleen je ratio, maar ook je waarneming. Mijn onderzoek heette: ‘Stilzwijgend en Vanzelfsprekend’. Dat zegt genoeg.


Teleurstelling

Er is niet één grote teleurstelling, wel veel kleine. Ik voel regelmatig dat ik tijdens mijn werk iemand tekort heb gedaan. Ik wil dat iedereen een stem krijgt, maar ik sla soms mensen over. Ik doe mijn werk op wil en kracht, maar aandacht geven aan mensen is geen natuurlijke neiging. Bovendien heb ik geleerd om op afstand te blijven, maar ik wil liever dichtbij zijn. Ik zou graag een soepeler leven willen, minder worstelen en zoeken. Niet oppervlakkiger, want de dingen moeten wel inhoud hebben.


Leermeester

Daar hoef ik geen seconde over na te denken: mijn leermeester is Marianne Banning. Vijf jaar geleden volgde ik na mijn opleiding supervisie en coaching de master begeleidingskunde. Ik kreeg les van deze zeventigjarige, zeer vitale vrouw. Ze is zacht èn ze schopt. Niets ontsnapt er aan haar oog, ze kijkt zonder oordeel. Ze is een voorbeeld, zoals zij werkt, op die manier zou ik me willen ontwikkelen. Mijn oordeel laten liggen, goed stil kunnen staan bij de ander. Een leven lang leren, dat is wat zij praktiseert. Dat spreekt me enorm aan.


Boek

Ooit las ik een interview met Louis Paul Boon waarin hij het boek ‘Manhattan transfer’ aanprees, van John dos Passos. Het gaat over immigranten in New York en het speelt zich begin vorige eeuw af. Het is zeer expressief geschreven, het boek ontploft bijna als je het leest. Het is een enorme tegenstelling tot het gereformeerde eiland waar ik vroeger op leefde. Het gaat over de grote stad, over hoe groot de wereld is. Door het boek kon ik ineens heel goed zien dat er diversiteit is. Maar ook, dat boeken een belangrijk element in je ontwikkeling spelen. Sindsdien houd ik van dikke boeken, die het volle leven beschrijven.


Spijt

Ik vind het jammer dat ik nooit een academische studie heb gedaan, terwijl ik daar wel de capaciteiten voor heb. De spijt daarover ‘kraakt’. Was ik destijds maar een verstandige jongen geweest, denk ik nu. Ik zou het alsnog willen doen, studeren. Filosofie bijvoorbeeld, en dan onderzoek doen naar het proces van contact tussen medewerkers en cliënten. Wat is ‘goed’ werken? Welke norm hanteren we? Alsnog gaan studeren gaat zeker gebeuren, onder het mom van ‘een leven lang leren’, met Marianne Banning als mijn grote voorbeeld.

'Ik dreigde een oppervlakkige fladderaar te worden die nergens wilde 'landen'
De foto van Henk is gemaakt op de begraafplaats in Wolfheze. Henk: ‘Toen ik opleider voor verpleegkundigen werd kwam ik voor de tweede keer in mijn carrière weer in Wolfheze terecht. Een van de eerste dingen die ik deed was de begraafplaats bezoeken. Daar liggen niet alleen cliënten maar ook personeelsleden, die nadrukkelijk de wens hadden uitgesproken daar begraven te willen worden. De verbondenheid met hun werk kreeg tot het einde toe vorm.’


00:00
00:00
SOUNDBITE
00:00
00:00
SOUNDBITE
SOUNDBITE
00:00
00:00
00:00
00:00
SOUNDBITE
Dit artikel bevat:
Sluitenvorige pagina'svolgende pagina's
Sluiten

Reactie

Stuur een reactie naar de redactie
Sluiten