purper 32
jaargang 5 2014
08

OVER 


Door Hanneke Sizoo

PRATEN

SUÏCIDEGEDACHTEN


HEEL ERG NODIG


Tijdens de Week van de Veiligheid verzorgden psychiater Julia Liefferink en sociaal psychiatrisch verpleegkundige Wilma Emonds op de Nijmeegsebaan een referaat over suïcidaal gedrag. De zaal zat helemaal vol. Julia: ‘Dit geeft aan hoe actueel het onderwerp voor veel medewerkers is.’ 


Julia: ‘Eén van de speerpunten bij het verbeteren van de veiligheid voor cliënten is het verminderen van het aantal suïcides onder cliënten van Pro Persona. Daarom zullen alle medewerkers - verpleging, begeleiding, vaktherapeuten, psychologen, psychiaters, enzovoort - geschoold worden in de Multidisciplinaire Richtlijn Diagnostiek en Behandeling van Suïcidaal Gedrag. We doen dat met de training PITSTOP (zie kader). Dit referaat is de aftrap.’ 


Julia bespreekt met de zaal: ‘Welke ambitie hebben wij? Kunnen we streven naar nul suïcides? Hoe kunnen we naasten inzetten bij suïcidepreventie? Hoe begeleiden wij hen na een geslaagde suïcide? Heeft spreken over hulp bij zelfdoding een plaats in de behandeling? ‘ 


‘Praten over suïcidegedachten is heel erg nodig,’ zegt Julia. ‘Cliënten brengen het onderwerp niet altijd zelf naar voren en willen vaak uit schuld- en schaamte gevoel niet hun familie betrekken. Mijn advies: maak van de toestemming niet een te zwaar punt. Ga niet in discussie maar pak door. Onder het motto van: Zo doen wij dat hier.’ 

DRIE BEHANDELAREN REAGEREN

Wilma Emonds, sociaal psychiatrisch verpleegkundige 

‘In contact blijven met de cliënt is belangrijk. Dóórvragen, het naadje van de kous willen weten. Niet te snel tevreden zijn met een antwoord. Zeker binnen de Langdurende Zorg zijn cliënten vaker chronisch suïcidaal. Als hulpverlener moet je er op bedacht zijn dat het suïcidale gedrag in een acute fase kan komen. Het is belangrijk om hier alle ruimte aan te geven. Wanneer het ‘normaal’ is om erover te praten haalt dat de druk van de ketel. De cliënt voelt zich gehoord en serieus genomen.

 

Herkennen, de signalen kunnen verstaan, dat is ingewikkeld. Ook kan het lastig zijn om vragen te stellen wanneer je een vermoeden hebt dat iemand suïcide overweegt. Uit het oogpunt van suïcidepreventie is het wat mij betreft noodzakelijk om de training breder aan te bieden. Huisartsen, politie, leerkrachten, deurwaarders, zij zijn de zogenaamde ‘gatekeepers’. Het is belangrijk dat goed (leren) signaleren om beter te kunnen verwijzen. 


Streven naar nul procent suïcide is erg ambitieus, maar wel een goede opening om in gesprek te komen met elkaar. Je moet ergens naar streven. Scholing volgen heeft echt het effect dat je daarna meer alert bent.


Het contact met familie is een belangrijk aandachtspunt, ook in de training. Wanneer er een suïcide heeft plaatsgevonden is het belangrijk dat wij degene zijn die contact opnemen. Niet één keer, maar meerdere keren. En niet alleen voor de verwerking, maar ook omdat nabestaanden een groter risico lopen om zich te suïcideren. 


Voor de verwerking kun je samen met familie een reconstructie maken. Dat is zowel voor de familie als de hulpverleners belangrijk. Want wij als hulpverleners kunnen er verbeterpunten uit halen. En aan de familie geef je het signaal af dat je aandacht wilt besteden aan de verwerking. Vraag na een paar maanden nog eens aan de familie hoe het gaat, of er problemen zijn bij de verwerking. En willen ze geen contact, wijs hen dan op het bestaan van de nabestaandengroep. Nabestaanden voelen zich vaak alleen. En ook de huisarts weet vaak niet wat hij of zij moet doen.’ 


Jeu Rademakers, psychotherapeut

‘Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen chronisch en acute dreiging. Cliënten die chronisch suïcidaal zijn lopen op enig moment een verhoogd risico. Zeker bij mannen is dat moment moeilijk te zien. Zij zijn onzichtbaarder dan vrouwen, narcistisch ingesteld. Veranderingen, overplaatsingen, scheidingen, dat zijn situaties waardoor scherper in beeld kan komen dat een acute fase zich aandient. Het Trimbosinstituut heeft een goede checklist ontwikkeld. Leg hem op je bureau en kijk er regelmatig naar. Wanneer flikkert bij wijze van spreken het lampje op? Integreer de checklist in je werkwijze en in je digitale dossier. Een suïcide komt bijna altijd onverwacht. Bij een reconstructie blijkt dan soms dat er toch signalen waren. We moeten meer proactief zijn.


Het is lastig om regelmatig vragen te stellen. De angst om iets aan te jagen wat je niet wilt. Mensen die zich aan het zicht onttrekken, daar moeten we alert op zijn.

 

Ik werk op een afdeling waar we familie structureel betrekken bij de behandeling, dat doen we goed. Betrekken van familie moet een tweede natuur zijn. Ook als het gaat om suïcidaliteit. 


De behandelstrategie overdragen wanneer een cliënt naar een andere afdeling gaat is ingewikkeld. Dat is de bottleneck van grote GGZ-instellingen. Veel van onze cliënten zijn schizofreen. Zij zijn gebaat bij een vast behandelteam. Iedere verandering van omgeving of netwerk is een stressfactor. 

Elke transitie is ook voor het contact met de familie een moeilijk moment. Niet iedere vertrouwensrelatie is overdraagbaar. Het gaat om emoties en beleving, het hebben van vertrouwen. Het is nog geen cultuur om uitgebreid stil te staan bij een overdracht naar een andere afdeling.’ 


Frank van Hooijdonk, sociaal psychiatrisch verpleegkundige en teamleider

‘Ik vind de cursus heel goed, hij zit knap in elkaar. Je hebt een methode in handen die je helpt om stapsgewijs contact te maken en verder te vragen. En nóg eens verder te vragen. Het behandelplan neemt een belangrijke plaats in. Alles waar over gesproken is met de cliënt, staat daar in, tot in detail. De overwegingen, de conclusies. Wat er niet staat is ook niet gedaan. 


Tijdens de training doen we rollenspelen. Ik speelde een keer cliënt. Je ervaart ter plekke hoe het werkt wanneer je uitgebreid bevraagd wordt. Het gevoel heel serieus genomen te worden, je wanhopige gevoel bespreekbaar te kunnen maken. 


Streven naar nul suïcides is lastig. Je beperkt het waar het in je macht ligt. Maar we vergeten wel een paar dingen. De stijging van het aantal suïcides heeft mogelijk ook een andere oorzaak. Feit is dat er bezuinigingen zijn. Dat er minder aandacht is voor de cliënt, we moeten het werk met minder personeel doen. Terwijl contact maken juist zo belangrijk is. Laten we niet gaan zwartepieten, maar het is ook een centenkwestie. Daarnaast denk ik dat we door de afbouw van bedden een onverantwoord risico nemen. We moeten opnamevoorkomend werken en daardoor meer improviseren.


Ik ben blij dat er op dit moment zoveel aandacht voor dit onderwerp is. Want ik denk echt dat we ons beter kunnen documenteren en dat we te snel genoegen nemen met een antwoord van een cliënt.'

PITSTOP

PITSTOP staat voor ‘professionals in training to stop suïcide’. De training is gegeven aan GGZ- (hoofd)behandelaren, die de kennis na de training overdragen aan collega-behandelaren in de eigen instelling (train de trainer).


Binnen Pro Persona hebben hoofdbehandelaar Ad Kaasenbrood en verpleegkundig specialist Wilma Hebbing een groep collega’s getraind. 


PITSTOP is opgesteld door GGZ Nederland en het Trimbosinstituut en wordt in het hele land gebruikt. Onderwerpen die in de cursus aan bod komen:


• Epidemiologie: de laatste jaren neemt in Nederland het aantal suïcides toe. Van alle mensen die zich suïcideert is 40 % in behandeling bij de GGZ.


• Systematisch onderzoek van suïcidaal gedrag. Dit is het hart van de cursus: systematisch en gedetailleerd uitvragen en onderzoeken van gedachten over en voorbereidingen van een suïcide.


• Structuurdiagnose van suïcidaal gedrag opstellen


• Veiligheid en continuïteit van zorg


• Chronisch suïcidaal gedrag

Card: 

diagnostiek van suïcidaal gedrag download de card hier


113 online is een landelijke hulpsite voor mensen die denken aan suïcide www.113online.nl


Folder Gespreksgroep: 

Nabestaanden na zelfdoding 

download de folder hier


Film NPO

Sluitenvorige pagina'svolgende pagina's
Sluiten

Reactie

Stuur een reactie naar de redactie
Sluiten