purper 29
jaargang 5 2014
10
Column
Door Giel Hutschemaekers
Dit artikel bevat:
Daar wil je niet bij horen
Ik kom uit een traditioneel groot katholiek gezin uit het Limburgse. Onbezonnen kindertijd, eigenlijk bijna alleen maar aangename herinneringen. Later in mijn pubertijd was het de periode van emancipatie en opstand tegen het ouderlijk (katholiek) gezag. We konden er wat van. Ik heb nog zeer levendige herinneringen aan de grote ruzies tussen ons broers en zussen maar meer nog tussen ons en onze ouders. Soms ging het er wel heel hard aan toe: ik herinner me nog, ik was net op kamers en kwam in het weekend naar huis. Er werd zoals altijd voor het eten gebeden. Plotseling begonnen mijn jongste broers tijdens het bidden over een of andere kwestie met elkaar te discussiëren. Het bidden werd dwingender, het gesprek tussen mijn broers navenant. Dat was hoogst vervelend. Toen ik later met ze alleen was en ernaar vroeg, was de reactie: pa en ma hebben ons niet gevraagd te mogen bidden, dus waarom zouden wij rekening met hen houden als wij iets te bespreken hebben. Tja, daar sta je dan met je mond vol tanden. Daar wil je niet bij horen.

Ik nam me voor een ander soort familie te organiseren
Had je mij toen gevraagd hoe belangrijk mijn familie voor mij was, dan had ik waarschijnlijk geantwoord dat ik het vooral van mijn vrienden moest hebben. Met hen ontdekte ik de grote mensenwereld en scherpten we onze meningen en standpunten. Familiegebeurtenissen waren of naar of vervelend, misschien wel omdat we gewoon doorgingen te doen wat we altijd al deden: elkaar in de weg lopen en ons ergeren aan elkaar en aan de ouderwetse opvattingen van onze ouders. En toen ik zelf aan de beurt was om een gezin te stichten nam ik mij voor, een ander soort van familie te zullen organiseren: open, modern, etc., en zeker niet bidden voor of na het eten. Toegegeven, eigenlijk was ik al wat aan het bijdraaien toen ik zelf vader werd. Mijn negatieve oordeel werd neutraler. Mijn broers en zussen zaten me niet meer in de weg en hoewel het contact beperkt was, werden de verhoudingen prettiger, vooral onder vier ogen. Zo nu en dan kwamen we zelfs bij elkaar over de vloer en heel af en toe belde je elkaar als je iets nodig had. En… mijn ouders bleken ineens prima oppasouders die werkelijk allerhartelijkst en heel trots omgingen met hun kleinkinderen. Het was een feest om naar hen te kijken. Soms dacht ik: zo had ik ook wel willen opgroeien.
We bleken elkaar feilloos te kunnen vinden
De grote omslag kwam toen een van mijn broers een ernstig ongeluk kreeg. Ineens werd de afstand tussen ons heel erg klein, en alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, we bleken elkaar feilloos te kunnen vinden en konden ons verdriet en onze zorgen heel goed met elkaar delen. Ineens was er ook harmonie en samenspraak. We kregen soms zelfs oog voor elkaars lief en leed, en als we elkaar dan allemaal zagen kon het zomaar warm en gezellig zijn. En nooit meer was het als vroeger. De boosheid was er uit; we hadden nu ontdekt dat we toch wel best op elkaar leken en dat we veel met elkaar deelden.

Net op tijd stelde ik mijn mening bij
Het was net als met een van de eerste boeken die ik recenseerde. Ik herinner me de titel nog: ‘Ziek is het woord niet’. Ik begon aan dat boek met grote passie en afgaande op de indeling van de hoofdstukken, de bronnen waarop zij zich baseerden, kon het niet anders dan een prachtig boek zijn. Ikzelf was op dat moment bezig met dezelfde onderwerpen en maakte gebruik van dezelfde auteurs. Gaandeweg raakte ik echter teleurgesteld. Ik vond dat de auteurs de verkeerde keuzes maakten en vooral de conclusies deugden van geen kant. Bijna had ik een uiterst negatieve boekenrecensie ingestuurd. Het is dankzij mijn promotor, die mij aanbood mijn recensie op taal- en stijlfouten te corrigeren, dat ik nog net op tijd mijn mening bijstelde. Hij stelde me vragen en nog eens vragen, uiteindelijk realiseerde ik mij dat eigenlijk 95% van dat boek wel deugde en dat ik me helemaal had laten leiden door die 5% waarin de auteurs een eigen afwijkende mening formuleerden. Zo bezien kon ik het boek ineens weer waarderen, en kon ik het zelfs weer een prachtig boek gaan vinden.

Pappa, ik lijk steeds meer op jou
Ik blijk een hardleers mens te zijn. Hoe groter de overeenkomsten, des te meer ik mij in eerste instantie richt op de verschillen. En daar vind ik al snel wat van. Pas als ik een tik op mijn vingers krijg, ontstaat er ruimte voor een andere beleving en ontdek ik de grote kracht van overeenkomst en saamhorigheid. Het heeft een hele poos geduurd eer ik kon gaan verdragen dat ik eigenlijk toch wel heel veel lijk op mijn broers en zussen. En wat te denken van mijn ouders? Wie zong daarover ook al weer: ‘Pappa, ik lijk steeds meer op jou’.

Het is bijna een lust geworden
Ik heb wat tijd nodig gehad, maar onze familiebanden blijken zo sterk dat ze mijn eigenwijsheid hebben getrotseerd. Ik beleef het niet meer als een last ‘acte de présence’ te moeten geven op familiebijeenkomsten. Integendeel, het is bijna een lust geworden. Hoewel? Mijn familie is niet genegen een blad voor de mond te nemen; ze zeggen me wat ze denken en ze bemoeien zich met van alles en nog wat. Ja, het is nog erger: dank zij hen ben ik erachter gekomen dat ik niet het meeste last heb van de verschillen, maar van de overeenkomsten. Mijn familie houdt me voortdurend, ongevraagd, een spiegel voor. Niet door wat ze zeggen, maar door wat ze doen. Zie ik hen, dan zie ik aspecten van mijzelf, niet in de minste plaats mijn eigen onhebbelijkheden. Ik vraag er niet om ze te zien, maar ze dringen zich ongevraagd aan mijn op. Of ik wil of niet: ze zijn er. Is dat erg? Nou soms wel knap vervelend. Maar met een beetje geluk, leer ik er nog mee leven ook.
Sluitenvorige pagina'svolgende pagina's
Sluiten

Reactie

Stuur een reactie naar de redactie
Sluiten